, [], Whether the Old Law set forth suitable precepts about the members of the household?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Desgelijks, wanneer uw broeder bij u zal verarmd zijn, en zich aan u [51]verkocht zal hebben, [52]gij zult hem niet doen dienen den dienst van een slaaf; 51. Of, aan u verkocht zal worden. 52. Of, gij zult hem geen dienst afeischen, naar slaafse dienstbaarheid, of, gij zult [u] door hem niet laten dienen, of door hem niet gediend zijn met den dienst van een slaaf of lijfeigene; dat is, gij zult zijn dienst niet gebruiken met zulke hardheid, die men de slaven placht op te leggen. Hebreeuws, gij zult niet dienen in hem den dienst eens knechts. Zie dezelfde manier van spreken onder, vs.46; Ex.1:14; Jer.25:14, en Jer.30:8, en Jer.34:9,10.